Vega bij de veeboer
Twee weken geleden waagde ik me aan een avontuur naar een biologische boerderij in Gadenstätt: zo’n pittoresk Zwitsers bergdorp waar de mensen onverstaanbaar Duits spreken en je om de haverklap in een spontaan concert van koebellen belandt.
Een enkele wenkbrauw vond zijn weg omhoog toen ik bij aankomst vertelde dat ik vegetariër ben. Want wie aan bergen denkt, denkt aan geiten, koeien en schapen. Ook mijn hosts Hitsch en Mare zijn overduidelijk veehouders. In de overwoekerde moestuin naast de boerderij wist alleen de courgette zichzelf in leven te houden.
Waarom wilde ik hier zo graag heen? Ik dacht dat ik hier kwam om te leren dat het kan: op een duurzame en ethisch verantwoorde manier dieren houden en vlees en zuivel produceren. Ik ben namelijk – zo zeg ik al jaren – niet anti vlees, maar zo lang praktijken als de bio-industrie en buitensporig dierenleed bestaan, hoef je er bij mij niet mee aan te komen.
Dat vlees toch een plek kan hebben in ons voedselsysteem, daar twijfelde ik eigenlijk nooit aan. Ik dacht dan altijd aan kringlooplandbouw, berggeiten, kleinschalige productie en bemesting. Aan een biologische boerderij in een Zwitsers bergdorp, laten we maar zeggen. Paar geiten, paar schapen, paar ezels. Lekker idyllisch.
In zekere zin blijkt het idyllische plaatje dat ik zo graag schets te kloppen. Hitsch kiest ervoor om met zijn boerenbedrijf ook veel voor het Zwitserse ‘eco office’ (zijn woorden, niet de mijne) te doen. Dat maakt hem naast boer, ook natuurbeheerder. Hij zorgt door het maken van maaischema’s en het wel of niet bemesten van bepaalde gebieden dat zeldzame bloemen de kans krijgen te overleven. En dat geen enkele plant de boventoon gaat voeren omdat de grond te rijk of juist te arm is.
Hitsch bepaalt constant wat het beste is voor het landschap en past zijn bedrijfsvoering daarop aan. Het eco office gunt hem een extra subsidie om te compenseren voor het houden van minder dieren en de lagere vleesverkoop die dat met zich meebrengt. Dieren houden is dus niet zijn voornaamste motivatie, maar vooral een logisch gevolg van het moeten maaien van zoveel gras.
Moeten maaien?
Om het landschap te onderhouden is het noodzakelijk om te maaien. Voor het verrijken van de biodiversiteit, maar ook voor het tegengaan van lawines (kort gras houdt sneeuw beter vast) en erosie. Voor mijn lotgenoten zonder aardrijkskundeknobbel: erosie is ‘slijtage’ van het grondoppervlak. Lawines zijn een van de boosdoeners, maar er zijn meer oorzaken.
Als gras rechtop staat, valt er zonlicht tussen het gras door op de bodem. Dat is gunstig voor de groei van bepaalde planten. Maar als je het gras niet maait en er sneeuw op valt, buigen de lange sprieten om en bedekken ze de bodem. Fast forward naar de lente: de sneeuw smelt, maar het gras bedekt nog altijd de bodem waardoor er geen zonlicht bij kan. Gevolg: kale plekken (erosie) en minder diversiteit.
Genoeg redenen om te maaien dus. En als je maait, heb je hooi (je kan het gras niet op het land laten liggen, want dan krijg je – zoals ik hierboven beschreef – erosie). De dieren die Hitsch houdt – geiten, schapen en ezels – hebben niks anders nodig dan gras en hooi. Om mijn kleinschalige dierenlobby nog sterker te maken: sommige stukken land hebben baat bij extra bemesting en iets meer gaten als gevolg van stampen en grazen (bloemen die zaad verspreiden bijvoorbeeld).
Waarom zou je niet een paar dieren houden als ze op zo’n natuurlijke wijze onderdeel kunnen zijn van een natuurinclusieve kringloop?
Het antwoord is niet heel ingewikkeld en toch heb ik er de afgelopen twee weken flink mijn hoofd over gebroken. Tien schapen en twee ezels (die eten blijkbaar alles wat te min is voor de picky schapen) passen best in het natuurinclusieve plaatje. Maar om een boerderij financieel draaiende te houden en te voldoen aan het vleesverlangen van de mens in onze kapitalistische consumptiemaatschappij heb je veel meer nodig dan dat. Zelfs bioboer Hitsch, met zijn minder dieren en meer bloemen, produceert nog te veel vlees om de natuurinclusieve kringloop te kunnen verantwoorden.
Want ook Hitsch moet geld verdienen. Daarom slacht ook hij zijn dieren jong. Acht maanden mogen ze van het uitzicht genieten, daarna worden ze geveld en verwerkt in kilo’s voortreffelijke (wederom: zijn woorden) worst. Ouder slachten doet hij niet, dan is het vlees niet mals genoeg waardoor hij extra varkensvet nodig heeft om de worst in kwestie alsnog geschikt te maken voor de verkoop. Schiet niet op.
Het is mooi dat een boer zoveel voor het landschap doet, maar het produceren van vlees (anders dan het houden van dieren) is geen voorwaarde (zoals ik eerder dacht) voor het onderhouden van het landschap. Ook Hitsch noemt het uiteindelijk vooral traditie. Ik weet daarom niet meer zo zeker of ik dieren een plek in het voedselsysteem van de toekomst toewens. Het alternatief: breken met tradities en kijken of we de paar kilocalorieen die we mislopen aan vleesproductie uit de bergen op een andere manier kunnen opvangen. Ik denk dat de aarde het kan*. Nu de mensen nog.
* Zie de eerste veganistische boer van Nederland, die zonder dierlijke mest zijn land bemest!
* En als we sowieso al een einde maken aan de bio-industrie (a girl’s gotta dream) is al dat land opeens beschikbaar voor eerstehands eten. Dan hebben we die berggeiten misschien ook niet meer nodig.